Herinner jij onze eerste ontmoeting?
Ik wel. Levendig.
Het was een vrijdagmorgen in het ziekenhuis en mijn nieuwe wakker-worden-radio-aanzetten-pipi-in-een-maatbeker-kwartier-monitor-routine werd brutaal door elkaar geschud. De stagiaire die de monitor kwam aansluiten, kon de hartslag van dat kleine meisje in mijn buik niet vinden. Ik was niet meteen gealarmeerd. Ik bedoel: 7u ’s ochtends en stagiaire…. Ik wil hier de gemiddelde stagiair niet schofferen maar een dag eerder was er eentje in geslaagd om door mijn ader te prikken, “oeps” te stamelen en me zo te voorzien van een blauw-groen-geel geschakeerd plakkaat van jewelste.
“Oeps” was het enige dat ze kon uitbrengen. Maar dit geheel terzijde.
Daarenboven was ik 32 weken zwanger en wist ik ook dat mijn zwemmertje doorgaans voor 9u geen zin had in salto’s. Een eigenschap die eenmaal buiten moeders buik meteen verdween overigens.
Maar plots stonden er drie lijkbleke vroedvrouwen en een gynaecoloog in mijn kamer. Ze probeerden angstvallig de hartslag, die maar 90 was, van de baby omhoog te krijgen.
Ze probeerden haar wakker te schudden. Ze probeerden een beslissing te nemen.
Het begon me te dagen dat dit wel eens serieus kon zijn. En dan plots, alsof er niets gebeurd was, schoot haar hartslag naar 130. Opgeluchte zuchten in de kamer maar zeker geen hoera’s.
Voor ik er erg in had, werd ik in een operatiekleed gehesen, werd er een suikerbaxter aan mijn arm bevestigd, de monitor rond mijn buik gegord en ik kreeg een bedpan aangereikt. Op je plaats! Klaar? Keizersnede!De voorbereidingen werden alvast getroffen voor het geval de gynaecoloog zou beslissen om een keizersnede uit te voeren. Maar eerst werd ik nog in een rolstoel gehesen en door het halve ziekenhuis gereden.
In een soort van vernederingstriomf werd ik rondgereden, borsten vrolijk wapperend in de ochtendbries en achterwerk in grootmoederondergoed royaal vanonder het operatiekleed glurend naar de buitenwereld. Vettig, ongekamd haar en steunkousen.
Alsof dat nog niet genoeg was, bleek de rolstoel niet meer in het pietepeuterige wachtzaaltje te passen en werd ik gestationeerd op een ziekenhuisgang alweer ik me niet probeerde aan te trekken van de priemende blikken van voorbijgangers.
Mijn triestig-zo’n-zwangere-drugsverslaafde-die-ze-op-de-stoep-van-de-spoed-hebben-opgeraapt-look miste zijn effect in ieder geval niet.
Ik nam die dag voorgoed afscheid van het concept “schaamte”.
Maar goed, na iets wat een eeuwigheid leek, mocht ik alsnog binnen bij de gynaecoloog. Dezelfde gynaecoloog die een week eerder de woorden “gaat u even zitten” uitsprak (we weten allemaal dat er dan geen felicitaties zullen volgen) en me omwille van een vervaarlijk verkorte cervix en vroege weeën prompt in het ziekenhuis liet opnemen.
Er was daarnaast ook een kindercardioloog opgetrommeld en de “hmmm zou 13 kunnen zijn of 22”, “ja, zeker een rechtsdraaiende aortaboog”, “niet uit te sluiten”,… vlogen ons om de oren.
Wanneer ze zich eindelijk terug toch ons richtten, dat was het exacte moment dat wij aan elkaar voorgesteld werden, mijn beste 22q11. Je werd geïntroduceerd met nodige omzichtigheid en bedekte termen als “niet zeker”, “afwachten”, “we gaan geen conversaties houden die we misschien niet moeten houden”, “voorzichtig zijn”, “Dr Google niet raadplegen”…
Maar je naam was gevallen en ik kon aan niets anders meer denken. Hoewel ik op dat moment nog niet wist dat ik je ook nooit meer zou kunnen wegdenken.
Tine Maesen, mama van Lotta